Deze vraag klinkt vreemd, maar is voor mij deze winter eerder regel dan uitzondering. Waarom?
Omdat vrijwel alle mensen in Noord-China een lange onderbroek dragen om de lange winters door te komen. Een lange onderbroek heet in het Chinees qiūkù en is een vast onderdeel van iedere garderobe. Ouderen dragen deze broeken langer en vaker dan jongeren, maar niemand kan er echt omheen. Als de gevoelstemperatuur -17 °C is omdat er een ijzige wind vanuit de Mongoolse steppen over de stad waait wil je maar wat graag een lange onderbroek aan, anders voelt het alsof je benen er vanaf vriezen. Toen ik deze gewoonte nog niet goed kende en mijn eerste écht koude Beijing-winter doormaakte, deed ik dat zonder qiūkù. De huid van mijn bovenbenen was toen op een gegeven moment zo droog dat het vel helemaal hard was.
Dat is niet prettig, en daarom heb ik nu ook twee lange onderbroeken in de kast liggen. Dit jaar is de winter echter bijzonder zacht, en vind ik het niet nodig om een qiūkù te dragen. Het beweegt toch minder vrij met zo’n extra laag kleding, dus het niet echt nodig is draag ik hem liever niet.
En dat begrijpen Chinezen niet. Want voor hen staat winter gelijk aan het dragen van minstens één qiūkù, ongeacht de temperatuur. Toen ik mezelf vorige week in de gemeenschappelijke vrouwenkleedkamer van het zwembad omkleedde, viel het één van de Āyís die de kleedkamer bemannen ineens op dat ik mijn broek zó ineens aantrok, zonder daar een qiūkù onder aan te doen. Ze wees naar mijn benen en stelde vast: “Jij hebt maar één broek aan!” Toen ik dat bevestigde volgde er een hele discussie tussen haar en haar collega’s. Over dat ik dan vast uit Rusland zou komen, of in ieder geval een land waar het veel kouder is dan in Beijing. Want in de winter zomaar met maar één broek aan over straat gaan, dan doen volgens hen alleen de echte durfals. Toen ik desgevraagd vertelde dat de winters in Nederland veel milder zijn dan die in Beijing gooiden ze het over een andere boeg: wij westerlingen hebben een veel betere gezondheid dan Chinezen. Die durven er in de winter niet eens aan te dènken om zonder lange onderbroek naar buiten te gaan. Ze vonden mij dan ook erg lìhai – krachtig of sterk. (NB: lìhai is niet perse positief)
Vorige week gingen we op Nieuwjaarsbezoek bij een tante van Zhang Yang. Het gesprek ging over koetjes en kalfjes, zoals nieuwtjes in de familie, dat het dit jaar het běnmìngnián van Zhang Yang’s zesendertigjarige nicht is, mijn werk en natuurlijk het weer. Daarbij stelde de tante dat ik de winter zeker wel koud vond, en wel een lange onderbroek zou dragen. Toen ik daarop ontkennend reageerde riep ze geschokt: “Wàt? Draag jij maar één broek?!” Daarop trok ze vrijpostig een broekspijp omhoog om met eigen ogen te zien dat daar inderdaad een bloot been van onder tevoorschijn kwam. Ze bleef haar verbazing uiten en liet me zien hoe zij zich in de winter kleedt: onder haar broek draagt ze een gewatteerde qiūkù, daaronder nog een dunne qiūkù en een extra paar kniekousen.
Zolang de ‘R’ in de maand is dragen jonge Chinezen één lange onderbroek en ouderen minstens twee. Ook als het helemaal niet zo koud is, het is eerder een gewoonte. En alle mensen die dat niet doen vinden ze maar raar, of lìhai.
[…] *NEW*Judith in China (in Dutch). This Dutch woman lives in Beijing with her local boyfriend and blogs about life in China, including the special things she encounters every day in the country — from temple festivals to wearing long johns. […]
Wel sexy, zo’n lange onderbroek.
En Zhang Yang? Hoeveel broeken draagt hij?
Wat weer een prachtige wetenschap uit Beijing. Zulke dingen kunnen we ons niet eens voorstellen…. Of toch een beetje wel? ik stam nog uit de tijd van, jawel; de lange onderbroek. En het z.g. “wolletje” een extra wollen hemd dat erg kon jeuken. Koud kon het hier ook zijn Als ik in de winter soms ’s avonds laat met de brommer thuis kwam, helemaal blauw van de kou, plaatste ik de grote Bosatlas als een tentje onder mijn dekens en liet daar een tijdje de föhn blazen. Als het dan een beetje schroeierig begon te ruiken trok ik alles eruit en ging behaaglijk liggen.
Maar gelukkig hoefde bij mij de lange onderbroek geen gewoonte te worden.