Het is een rustige dinsdagavond op het treinstation van Tianjin. Samen met twee collega’s wacht ik op de trein terug naar Beijing. Er komt een Chinese man langslopen, en zodra zijn blik op ons valt blijft hij acuut stilstaan. Hij loopt direct op mijn Poolse colleaga af, gaat vlak voor haar staan, kijkt haar recht in het gezicht en stelt onomwonden: “Jij bent zeker een buitenlander!” Het is duidelijk dat deze man onopgeleid is, waarschijnlijk is het een migrantenarbeider op doorreis. Mijn collega spreekt niet genoeg Chinees om de man goed te kunnen verstaan, en kijkt mij vragend aan. Ik vertaal zijn vraag, maar we zijn alledrie wat onwillig om hem te antwoorden. Ik denk dat de meeste mensen wel een beetje verbouwereerd zijn als er ineens een wildvreemde man op je af komt stormen om te stellen dat je vast een buitenlander bent.
De man vat onze stilte verkeerd op en denkt dat we hem niet hebben verstaan. Hij herhaalt zijn vraag en richt zich daarbij niet meer alleen tot mijn collega, maar kijkt ons alledrie aan. Het is duidelijk dat hij in zijn leven niet veel buitenlanders tegengekomen kan zijn. Hij komt niet onbeleefd over, uit zijn ogen straalt nieuwschierigheid. Omdat ik het een beetje suf vind om zijn vraag met “Ja, wij zijn buitenlanders” te beantwoorden, reageer ik door de bal terug te kaatsten met: “U bent zeker een Chinees!”. Hierop reageert de man bijzonder blij. Hij steekt zijn beide duimen in de lucht en bevestigt: “Klopt! Ik ben een Chinees! Jullie zijn buitenlanders hé?” Zijn vriendelijkheid en enthousiasme werken aanstekelijk, en ik bevestig dat wij inderdaad uit het buitenland komen. Ik vraag hem waarom hij denkt dat wij buitenlanders zijn hierop reageert hij triomfantelijk: “Jullie zien er heel anders uit dan Chinezen! Jullie huid is zo wit dat ik al wel dacht dat jullie buitenlanders zijn! Uit welk buitenland komen jullie?” Ik leg uit dat we uit Polen, Engeland en Nederland komen. De man kijkt me daarop niet-begrijpend aan en ik licht toe: “Wij komen uit Europa”. Dit antwoord komt hem wel bekend voor, en hij reageert vrolijk: “Europa, hardstikke goed! Wat doen jullie hier in China?” Ik antwoord dat we bij de European Chamber of Commerce werken, en opnieuw maakt zijn schaapachtige blik duidelijk dat deze informatie niet door hem wordt verwerkt. Daarom verduidelijk ik: “Wij werken in een kantoor”. Hiermee kan de man wel iets, en opnieuw steekt hij blij twee duimen in de lucht: “Jullie werken op kantoor, geweldig!”
Hiermee is zijn informatiebehoefte aangaande de buitenlanders bevredigd, en hij zwaait ons vriendelijk na als hij zijn weg vervolgt. Ik vertaal het gesprek voor mijn Poolse collega die er niets van heeft begrepen, op dat deze man bijzonder enthousiast over ons was na dan. Ze zegt: “Soms voel ik me in China net een filmster”.
Misschien een idee om foto’s met handtekening te laten maken, om uit te delen? Komt echt van pas 😉 (en niemand die weet dat je niet echt een filmster bent)
En ik maar denken dat heel China “wereldwijd” gaat….maarja….foutje hè…
Wat kunnen mensen dan onschuldig zijn..eigenlijk heel kinderlijk.
Ik vind het een mooi verhaal, het is leuk om te lezen hoe jij met zo een chinese meneer omgaat.
Erik
ik ben het helemaal eens met de vorige reactie, je moet al die verhalen over wat je meemaakt bundelen, dat wordt echt een bestseller!
Loes
Judith, ik sluit me volledig bij Kees aan!!!
Kus, mam
Het blijft leuk en leerzaam. Je verhaaltjes over wat je zoal meemaakt, in dit geval dan als buitenlander.
bundelen Judith, bundelen deze verhalen…
Kees
Prachtig Judith, al die verhalen voor ons heel leerzaam en bizonder .
Hier kun je een mooi boek aan overhouden.
Bob en Nel Sijtsma.