Iedere ochtend als ik naar mijn werk wil gaan, moet ik mezelf door een horde Chinezen op leeftijd heenwerken voordat ik naar buiten kan. Ze staan verspreid over de straat vlak buiten de ingang van onze sìhéyuàn, het hofje waar we wonen, of zitten op opklapkrukjes en blokkeren de ingang daarmee volledig. Vaak staan ze in het overdekte steegje dat van de hoofdweg naar onze sìhéyuàn loopt, waar we onze fietsen parkeren. Zo nu en dan loopt een nieuwsgierige vrouw onze sìhéyuàn brutaalweg binnen en kijkt dan recht onze badkamer in, waarvan het raam ’s zomers open staat. Pas als ik deze met een klap dichtsmijt om aan te geven dat er toch zoiets als privacy zou moeten bestaan, loopt ze ietwat onwillig het steegje weer in.
Sommige van deze mensen zijn vriendelijk en klappen hun krukje gauw op zodra ze zien dat ik met mijn fiets naar buiten wil. Sommigen lijken echter geïrriteerd dat ze een paar stappen opzij moeten doen om iemand die toch duidelijk in het hofje woont naar buiten te laten. Nu is onze sìhéyuàn niet zo interessant dat het horden bezoekers trekt, dus wat doen ze daar iedere ochtend?
Het is bizar, elke dag weer evenveel mensen, zonder uitzondering op leeftijd. Vaste bezoekers beklagen zich inmiddels ook: er komen er blijkbaar steeds meer bij. Ze verdringen zich voor het gebouw naast ons, maar wat doen ze daar toch iedere dag?
Ik nodig jullie hierbij weer uit om met mij mee te denken:
Het goede antwoord wordt met de eerstvolgende post bekend gemaakt.
Gokken?
Geen hangjongeren maar hangouderen.
Schijnt in nederland ook te bestaan.